zondag 8 maart 2015

Twitteraar van de week: Andy Kerkhofs (@AndyKerkhofs)




Leeftijd: 31
Woonplaats: Antwerpen
Beroep: maatschappelijk werker
LinkedIn: ‘Andy Kerkhofs’

Lievelingseten: eten in gezelschap – wat dat dan precies is maakt me minder uit
Lievelingsplaat: Kind of blue van Miles Davis

Favoriete plekken: het dak van mijn appartement (maar zeg dat niet aan m’n buren), een bepaald zitje in de Bourla, het Koninklijk Circus, de Marais in Parijs           


Waarom ben jij destijds met een Twitteraccount begonnen? 


Echt zeker weet ik dat niet meer, maar wellicht om eens kennis te maken met die microblogsite waarover men het elders zo vaak had. Aanvankelijk was mij het nut ook niet echt duidelijk, maar dat veranderde tijdens die vreselijke storm die Pukkelpop een paar jaar terug trof.

Waarover tweet je zoal? 

Zonder twijfel veel te vaak over ‘de actualiteit’, zonder dat ik daar noodzakelijkerwijze echt iets zinvols over te zeggen zou hebben. Iets meer typerend is wellicht wat ik zoal deel met de hashtag #FiloTweet: een mengeling van filosofische citaten en eigen overpeinzingen. Zeker bij die laatste kan interactie met anderen heel boeiend zijn, omdat ik doorgaans niet echt onmiddellijk weet of zo’n idee wel steek houdt. Die dingen moeten dus zeker niet als een soort Alzo sprak Andy gelezen worden.

Ik hou mijn oude kinderliefde voor dino’s en paleontologie ook wat in leven met #Paleotweet, maar vermoedelijk sta ik daarmee in regel wat tegen mezelf te zwetsen. Het lot van de Syrische bevolking is iets dat mij, mede door de manier waarop dat via Twitter een zekere nabijheid heeft gekregen, nogal raakt. Af en toe tracht ik mensen aan dat humanitaire drama te herinneren.

Sinds de opkomst van IS zijn Syrië en Irak natuurlijk elke dag hot news.

Ik ben dat conflict in Syrië onder andere via Twitter beginnen volgen lang voor iemand ooit van DAESH of iets als Syriëstrijders had gehoord.  In die zin heb ik niet alleen dat conflict zelf zien evolueren, maar ook de manier waarop daar vanuit het Westen, veelal in reguliere media, naar wordt gekeken. Dat DAESH vandaag zo uitgesproken veel aandacht krijgt, staat voor mij dan ook wat in markant contrast met de veel meer apathische houding die er een aantal jaren terug bestond tegenover gruwelen die minstens net zo weerzinwekkend waren.

Tegelijk begrijp ik het ook al wel wat. Als DAESH iets heel goed doet, dan is het beantwoorden aan een soort eenvoudig beeld dat de buitenwereld – en in dit geval vooral het Westen – gemakkelijk kan begrijpen. Ze belichamen nogal goed het soort absoluut crapuul dat we kennen uit protserige Hollywoodfilms.  Ze hebben een makkelijk herkenbaar symbool – met een eigen typerend ‘font’ van het Arabisch zelfs -, ze verspreiden hun boodschap via filmisch goed ineens gestoken beelden, en met iemand als Jihadi John slagen ze erin hun boodschap rechtstreeks verstaanbaar te maken aan zowat elke westerling.

Het Syrische conflict was lange tijd een nauwelijks te overzien kluwen van strijdende fronten met telkens wisselende onderlinge verbanden & vijandigheden, waarin elke partij zich vroeg of laat wel schuldig maakte of leek te maken aan oorlogsmisdaden … Na verloop van tijd zit je eigenlijk vooral verward en moedeloos naar de informatiestroom te kijken. DAESH is wat dat betreft heerlijk eenvoudig: ze belichamen alles wat je maar kan willen haten. 

Wat vind je leuk en minder leuk aan Twitter?
 
De snelheid waarmee je omtrent ‘urgente’ actuele gebeurtenissen informatie kan volgen, al leer je door scha & schande zo natuurlijk ook dat veel info die de wereld in gaat niet erg klopt; het ‘democratische’ effect van Twitter: wie je ook in de echte wereld bent, op Twitter word je een aanspreekbaar iemand die z’n punt moet maken in 140 tekens of een zo klein mogelijk veelvoud daarvan. Het feit dat het je in staat stelt om op basis van gedeelde inhoudelijke interesses vaak bijzonder boeiende en fijne mensen te ‘ontmoeten’.

Minder leuk vind ik wellicht de relatie tussen twitteren en ‘politiek’ in de relatief ruime zin van het woord. In theorie zou Twitter net een prachtig medium kunnen zijn om met mensen waarmee je rond bepaalde kwesties van mening verschilt tot een interessante gedachtewisseling te komen. In de praktijk merk je echter toch vaak dat je eerder in nogal steriele discussies terecht komt die meer draaien om een zekere partijdigheid – zonder dat iemand expliciet lid van een specifieke partij moet zijn overigens. Voor de goede orde: ook ik maak mij hier zeker schuldig aan. Dit is dus zeker ook een mea culpa. 

Je bent sociaal/maatschappelijk werker. Omschrijf je job eens?
 
Ik werk sinds ruim 10 jaar voor OCMW Antwerpen. Gedurende een goede 5 jaar was ik een zogenaamde ‘intaker’ op de Algemene Sociale Dienst in Borgerhout: iedereen uit die wijk die zich met een vraag tot het OCMW wendde, belandde dus in eerste instantie bij mij. Mijn taak bestond er dan in om binnen een kort tijdbestek – ik zag vaak 6 mensen tussen 9 en 12 – duidelijkheid te verkrijgen over welke vraag men precies had, vervolgens na te gaan of het OCMW iets met die vraag kon of moest doen en, desgevallend, dossiervorming op te starten.

Sinds 3 jaar ben ik werkzaam op onze dienst Schuldbemiddeling. Binnen die functie begeleid ik mensen vanuit heel Antwerpen die met overmatige schuldenlast kampen, een doelgroep die heel wat breder is dan wat klassiek als het typische OCMW-cliënteel wordt aanzien.

Wordt armoede in Antwerpen (vanuit jouw ervaring) onderschat? 

Ik weet niet of ik het zelf zo zou verwoorden. Je leest met enige regelmaat toch over onderzoeken en cijfers die aangeven hoeveel kinderen in Antwerpen in armoede opgroeien, bijvoorbeeld. In die zin denk ik dat er wel sprake is van een breed gedragen bewustzijn omtrent het bestaan van dit fenomeen. Wat misschien wel al wat meer verborgen zit, is hoe dat heel algemene begrip ‘armoede’ zich vertaalt in allerhande concretere problemen. Neem bijvoorbeeld het afsluiten van water, iets wat in Antwerpen toch behoorlijk problematische vormen aanneemt. Daarover lees ik veel minder vaak en net zo’n dingen helpen natuurlijk om aanschouwelijk te maken wat ‘armoede’ nu precies betekent. Voor een gedeelte van de kinderen die in armoede opgroeien, betekent dat dus ook: geen toilet kunnen doorspoelen, je thuis niet kunnen wassen, de afwas niet kunnen doen ... 

Op welke manier haal je het meeste voldoening uit je werk?
 
Als maatschappelijk werker ga je natuurlijk in eerste plaats om met die mensen die het moeilijk hebben om zich op eigen kracht staande te houden in onze samenleving. Er bestaat naar mijn aanvoelen een nogal opvallende tendens binnen de hulpverlening om cliënten en hun problemen al maar meer louter vanuit een technisch-procedureel oogpunt te benaderen.

Zelf vind ik vaak dat de beste, meeste zinvolle gesprekken die ik met cliënten heb net die gesprekken zijn waarin ik vooral kan luisteren naar wat die cliënt zoal te vertellen heeft en ik erin slaag om, vooral via dialoog en gesprek, hen wat inzicht en duidelijkheid bij te brengen over hoe ze zaken kunnen aanpakken. 

Daarnaast studeer je ook nog eens filosofie. Zware kost? 

Goh, ik wou dat ik ‘maar neen’ zou kunnen zeggen, maar dat is natuurlijk niet helemaal juist. Het blijft een academische opleiding en wie een beetje ernstig inzicht wil krijgen over waar het bij filosofen zoal om gaat, mag toch niet vies zijn van een bepaald niveau van complexiteit. Dat neemt niet weg dat filosofie – haar naam zegt het eigenlijk al zelf – een studie is die je vanuit een zekere liefde voor het onderwerp volgt. Het voelt dus gelukkig niet al te vaak aan als een last die je moet torsen.

Waar komt je interesse voor filosofie vandaan? 

Van John Milton werd eens gezegd dat hij ‘Paradise Lost’ heeft geschreven om dezelfde reden waarom de zijderups zijde spint. Ik vermoed dat het iets van die orde moet zijn. Sommige mensen zijn enorm gepassioneerd door een sport, een bepaalde handenarbeid … Voor mij is dat wellicht meer ‘het denken’. Als ik mijn moeder mag geloven, een absoluut geweldige vrouw die zelf maar tot haar 15e naar school is geweest, kon ik als klein jongetje al eindeloos lang over bepaalde dingen vragen blijven stellen. Het zal dus wel op één of andere wijze wat een uitdrukking zijn van wie ‘ik’ ben.

Tegenwoordig wordt er openlijker getwijfeld aan het 'maatschappelijke nut' van sommige opleidingen. Ook filosofie blijft niet buiten schot. 

Uitgerekend de filosofie – historisch toch een beetje de moederschoot van het academische leven en traditioneel het sluitstuk van een degelijke opleiding – valt die krenking uiteraard zwaar. Tegelijk zou je kunnen stellen dat deze discussies quasi evident in het verlengde liggen van de evolutie sinds de moderniteit. Aan het einde van ‘The Human Condition’ stelt Hannah Arendt, volgens mij terecht, bijvoorbeeld dat de filosofie net in de zogenaamde ‘moderne tijd’ echt 2e of 3e viool is gaan spelen.

Ik ben uiteraard bijzonder slecht geplaatst om een objectief antwoord te geven op deze vraag: dat ik de filosofie een bijzonder warm hart toedraag en ze bij gevolg ook graag op het academisch curriculum zou blijven zien spreekt nogal voor zich.  Ik kan enkel getuigen dat ik meen dat filosofie studeren mij op verschillende vlakken een rijker mens en scherper denker heeft gemaakt, iets wat ik medestudenten vrij zonder uitzondering ook vaak hoor zeggen. Ook als het onmiddellijke nut zich moeilijk of niet laat kwantificeren lijkt het me toch dat mensen vormen in kritisch denken binnen een veelvoud van contexten een zinvolle maatschappelijke investering kan wezen. 

Op het internet wemelt het van de citaten van filosofen. Welke is jouw favoriet? 

Eentje die je wellicht niet zo snel op internet zal lezen, de openingszin van het voorwoord op de ‘Kritiek van de zuivere rede' van Immanuel Kant:

“De menselijke rede treft in een bepaald type van haar kennis het bijzondere lot dat ze door vragen wordt geplaagd die ze niet kan afwijzen, omdat ze haar door de aard van de rede zelf worden opgegeven; die ze echter ook niet kan beantwoorden, daar ze het vermogen van de menselijke rede volledig overstijgen.”

Kant stelde dat de filosoof op zoek was naar het antwoord op 3 vragen:

1) Wat kan ik weten?
2) Wat moet ik doen?
3) Wat mag ik hopen?

Volgens de overlevering vatte hij die 3 vragen in z’n colleges samen in een vierde, overkoepelende vraag: wat is de mens? Wel, geen ander filosoof heeft, naar mijn bescheiden mening, de paradoxale aard van de mens zo treffend in beeld weten te brengen als Kant.  En nergens weet hij dat gevatter te verwoorden dan in die beroemde openingszin. 

Hoe weet je zeker dat hij deze uitspraak ooit heeft gedaan? Vaak is het internet niet echt betrouwbaar, wat citaten betreft.

Ik heb het boek in kwestie hier naast me liggen, dus ik ben vrij gerust dat ik hier niet te veel onzin verkoop. Maar het klopt zeer zeker dat veel citaten die je op internet leest nogal dubieus zijn. 


Met welke ingesteldheid ga jij door het leven?
 
Als wannabe filosoofke dreig ik natuurlijk hopeloos langdradig te gaan worden als ik op dit soort vragen moet antwoorden. Als ik me tot 1 element beperk, dan misschien dat ik tracht mezelf wat te vriend te blijven. Vermoedelijk is geen van allen ooit echt die persoon die hij in het diepst van z’n intieme wensdromen zou willen zijn – dat geldt uiteraard ook voor mij. Maar we kunnen wel trachten om onszelf voldoende te vriend te blijven, om iets met dit leventje aan te vangen dat je toch tenminste als een eervolle poging mag beschouwing.


Jezelf te vriend houden lijkt mij als idee trouwens een gepast antwoord op een samenleving die vaak nogal neurotisch lijkt te slingeren tussen extatisch narcisme van de ene, driest geweld tegen de eigen persoon door de andere en wat Reiner Stach in zijn monumentale Kafka-biografie zo mooi 'Selbstverlassenheit’ noemt bij velen.
Of ik daar echt in slaag is natuurlijk weer een andere vraag.
Stel: je weet dat je morgen overlijdt. Wat zou je allerlaatste tweet zijn? 

Ik heb het niet per se zo begrepen op laatste woorden, die vaak te sterk worden gezien als finale oordelen. In dat opzicht zou het wat mij betreft dus best iets banaals mogen zijn, type: “Zit op de pot, papier is op. #Help”

Iets wat er een beetje kan aan helpen herinneren dat ik, eens dood, daarvoor ook maar een ordinaire stuntel was.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten